Door Sam Gerrits
Ockels was zelf een groot muziekliefhebber, én muzikant. De nacht voordat hij in 1985 de ruimte in zou gaan, kon hij niet slapen. In zijn kamer zat hij te pingelen op zijn gitaar, „een beetje de blues”. De nabestaanden van Wubbo Ockels hebben het artikel gelezen, en laten weten het een mooi stuk te vinden.
‘Ik vloog mee met de Challenger in het najaar van 1985. Je had toen nog cassettebandjes. We mochten er twee of drie meenemen, geloof ik. De walkman was al op de markt, maar er zat nog een forse cassettespeler in de bemanningsruimte van de spaceshuttle. Het geluid kwam via een speakertje in de wand. Ik heb drie liedjes veel gedraaid daarboven: ‘Purple Rain’ van Prince, ‘Private Dancer’ van Tina Turner en ‘Rocket Man’ van Elton John.
Ik keek voor het eerst door een raampje naar buiten op de klanken van ‘Purple Rain’. Het uitzicht kwam als een schok. Het was totaal onwerkelijk. Het hangt er een beetje van af welke richting je uit kijkt, maar het eerste wat ik zag was een spiegeling van het zonlicht in de atmosfeer van de aarde: het land was aardedonker, het water lichtte op en daar overheen lag een dunne, transparante laag atmosfeer. Bij dat beeld realiseer je je direct hoe onwerkelijk je situatie is. Je bent buiten de aarde, in het totale niets. Het is daar 200 graden onder nul, er is geen zuurstof, geen stikstof, geen lucht, geen geschiedenis, geen natuur. Alles wat leeft, is weg. Je hoort daar toch helemaal niet als mens, zwevend buiten die aarde.
*krijgt brok in de keel, pinkt een traan weg.*